Psalm en tegenpsalm

De psalmen in de bijbel zijn in oorsprong Joodse poëzie van 2600 jaar geleden en ouder.   Ze zijn via het christendom in de Westerse cultuur ingeburgerd.  Daarbij speelden de abdijen met het getijdengebed een historische rol.  De psalmen lokten ook een reactie uit van de dichters tot op vandaag, soms in een radicaal tegenovergestelde richting. 

Een goed voorbeeld daarvan is de overbekende psalm 23 over de herder die mij leidt langs gevaarlijke ravijnen.  Hier vind je twee afgeleide gedichten: het eerste drijft mee met de psalm en geeft woorden aan de geborgenheid.  Het tweede zet, in naam van de open vrijheid, zijn stekels recht (alhoewel het verlangen blijft).  Psalm en tegenpsalm dus.  Toegegeven: het tweede gedicht richt zich ook tegen de parabel van de goede herder.  Maar deze parabel zit, objectief gesproken, in dezelfde hoek’ als psalm 23.

Het eerste gedicht is van de hand van Lloyd Haft, geboren in Wisconsin (USA) in 1944, wonend in Nederland en werkzaam geweest aan de universiteit van Leiden. 

Het tweede is van de hand van Anton Korteweg, eveneens geboren in 1944 en hoofdconservator van het Nederlands Letterkundig museum en Documentatiecentrum in Den Haag.  In die functie slaagde hij erin om het handschrift van het boek van Gerard Reve ‘De Avonden’ te verwerven voor dit museum.  Korteweg kreeg in 1986 de A. Roland Holst-penning toegekend.

———–

Lloyd Haft : naar psalm 23
(psalm)

Mij weet de ziende,
kent mijn gebreken.
Door velden van woekering
ritselt zijn vrede:
de stroom die hij meeziet
spiegelt zijn rust.
Langs rotsen als waarheden
leest hij mijn hart aan elkaar:
ik hoor bij hem.
Al ga ik door het dal
dat de dood overschaduwt,
ik vrees geen verwijdering:
want u weet mee;
in uw verlengde weet ik mij.
Bij u wordt dat
wat voor mij ligt
tot maal;
de hekelaar die bij mij is
belet uw aandacht niet; u houdt
mijn hoofd op:
de beker aan mijn lippen.
Waarlijk zal ik gaan
in licht en verbinding alle dagen
want waar ik leef, zal wonen
een ziende in eeuwigheid.


Anton Korteweg: Zoek.
(tegenpsalm)

Liever is het mij te dwalen door het dal van
diepe duisternis, in mijzelf verward en
vrezend alle kwaad, verlangend naar
wat ik ontvlucht ben, dan dat ik het moet
meemaken dat je me weervindt, weerloos en met
horens verstrikt in de struiken natuurlijk.

En dat je mij dan dragen zou en terug
zou voeren naar de grote kudde waarvan jij
altijd al wist dat ik daarvan een heel,
heel klein schaapje was, natuurlijk. Nee.

Spaar mij de ontferming van
die reddende armen van jou.

————

En het zou best kunnen dat beide gedichten, water en vuur, met elkaar vechten in dezelfde mens

Tot morgen.

Elleboogstoot

Frans

Geef een antwoord

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *